De echtgenoot wil een hond.
(Hij wil ook een Porsche).
Toen hij nog thuis woonde, hadden hij en zijn ma een Laso Apso. Je kent het merk wel; je steekt een steel in zijn gat en het is een keerborstel. Het dier kwam naar mijn man en zijn moeder, omdat de zus door omstandigheden niet meer voor ‘m kon zorgen.
In sé ben ik niet zo’n dierenmens. Er zijn praktische bezwaren aan het hebben van een huisdier, moet u weten.
Wie maakt de kattenbak schoon? Gaat er wandelen met de hond door weer en wind? Bovendien heb ik een bloedjehekel aan haren (en dierenuitwerpselen in het algemeen).
Mijn eigen hond
Ooit waagde ik me zelf aan een hond. Uit een nest Stafford Terriër, gekruisd met een pitbull, koos ik de goeiigste uit – het exemplaar wat bedaard in een hoekje blijft slapen, terwijl zusjes en broertjes over ‘m heen spelen.
Indertijd holde de populaire opinie het idee van de kwade hond achterna en niet die van het kwade baasje. Er gingen stemmen op om onderanderen pittbulls te registeren als ‘gevaarlijk ras’ bij de gemeente. Er waren best wel wat IN-CI-DEN-TEN geweest met dergelijke honden.
Liam was tam en lam en erg gehoorzaam ook. Niettemin beet ie op een onbewaakt moment een man in de billen. Het slachtoffer kon er gelukkig mee lachen en met een kleine vergoeding voor zijn gescheurde broek kwam ik er van af.
Even goed was het een IN-CI-DENT, vond ik. Om erger te voor sprak ik een hondenfluisteraar aan.
(De registratie kwam er uiteindelijk niet van omdat men het er niet over eens geraakte welke honden er nou op zijn lijst moesten komen.)
De hondenfluisteraar
National Geographic krioelt er van. Ze behoorde tot het soort mensen die een jaar tussen de wolven gaan wonen, een curiosum worden als ze terug in Belgenland zijn en daarom dure tarieven kunnen aanrekenen aan paniekerige hondenbaasjes.
Toevallig woonde er een eentje in Kessel of all places.
“We moeten laten weten wie het dominante wijfje is. Onderwerpt ie zich niet of niet snel genoeg, hebben we een probleemgeval”.
Daarna gooide ze Liam een wurgketting rond de potige nek en werkte ‘m in één beweging tegen de grond. Ze waarschuwde ons nog voor het hartverscheurende tafereel.
Veel hartverscheurend was er niet aan, want onze lamme goedzak liet vrij snel alle tegenwerking varen en ging er bij liggen.
(en zo noemde ze zich zelf echt: het dominante wijfje).
We waren danig onder de indruk. Bovendien ving deze dame tijdens vakanties moeilijke rassen op, iets waar toenmalige kennels hun tengels niet aan wensten te verbranden, dus bleven we sowieso.
De baas aan tafel
De hondenfluisteraar vertelde meer: in roedels eet het alfadier altijd eerst. Zelfs in tijden van schaarste.
Huisdieren die tegelijkertijd eten met de baas – of horreur – resten van tafel krijgen, menen op het zelfde niveau te staan als de leider van de roedel en worden dominant ten opzichte van hun baas, met alle gevolgen van dien.
Dus
… tekenden we een denkbeeldige lijn in de achterkeuken, van waarachter onze hond zicht had op onze maaltijd. Pas als wij afruimden kreeg ie zijn etensbak op de grond gezet. Als klein geinigheidje leerden we ‘m pas te eten als we een gebedje declameerden en dan ‘amen’ zegden.
(Ook om te vermijden dat inbrekers onze hond vlees met slaapmiddelen – of erger zouden geven. Misschien was dat ook een ideetje van de hondengoeroe. Die zag overal complotten, herinner ik me).
Rustige maaltijden zonder gekwijl van een hond was het aangename gevolg van dit soort ingrepen.
De hond van mijn schoonmoeder
De Laso Apso van mijn schoonmoeder hing een heel andere visie aan: hij was wel het alfamannetje.
Mijn schoonma – de vrouw met het grootste hart ter wereld – zat er uiteraard voor niks tussen. “Het is zijn karakter. Dat is een handvol”.
(De handvol zat mee aan tafel op een stoel en
– en wellicht ook kreeg ie de resten ook).
Elke zondag op de gezellige familiebrunches stond ie te huilen en te janken aan onze tafel en zich aan de kant schuiven liet hij ook niet toe, want dan beet ie zo een beetje.
We werden er met zijn allen hoorndul van, maar volgens mijn teergeliefde schoonma (en met haar de hele familie) was het omzeggens te laat om ‘het beest nog wat aan te leren’. Hij zat namelijk in de herfst van zijn leven.
Mja.
Toen hij overleed, was iedereen er het hart van in.
Overigens is het moeten afgeven van een vriend (zelfs al weigert hij mordicant de hiërarchie in een roedel te erkennen) nog het grootste medicijn tegen het hebben van een huisdier, dacht ik zo.
Niet voor mijn man. Die wil, naast een Porsche, een hond.
Het logeetje
Vrienden van ons wilden ook een hond. Zij beslisten iets sneller dan wij. De madame van het stel sleepte nog voor de beslissing gevallen was, het hondenspeelgoed binnen en klaar was Kees in de vorm van een schattig Frans Bulleke.
Dat ze vrij snel na de aankoop al op vakantie gingen, deed er zo veel niet toe- want het diertje (waarvan de naam door hun drie kinderen werd gekozen) zou door ons worden opgevangen.
Aan de naam wenden we nooit, maar het beestje zelf bleek een succes. Een rustig menneke met een grote voorliefde voor pantoffels, sokken en vuile onderbroeken. In eerste instantie bang van onze grote tuin en bij uitbreiding van de hele wereld buiten onze poort, maar daarna het mooiste excuus ever om door ons Kempens landschap te struinen.
Besluit
Komt er een hond in huize #MamaExpert?
Laten we zeggen dat ik positiever sta tegen het idee. Het ging me goed af en de kinderen ook. Dat het djonge dier nog niet helemaal zindelijk was, namen we voor lief; zelden met zo veel liefde dingeskes van dieren opgeveegd van de vloer.
En de echtgenoot? Dat zo’n dier wel wat werk met zich mee brengt, daar stond ie van te kijken. Hij ging het vaakst wandelen met ons logéetje. Bovendien bleef hij ten allen tijde de baas ten opzichte van het bulleke, ook aan tafel – voor mij dus een plus!
We blijven status quo.
Wordt ongetwijfeld vervolgd….
One thought on “To dog or not to dog: over het (niet) hebben van een huisdier met kinderen”
Ben benieuwd. Een hond spreekt mij hélemaal niet aan. Ik ben blij met onze poezen!