Herinner jij je nog spelletjes van vroeger? Als dat rijmpje je bekend in de oren klinkt, heb je wellicht al wat ‘jaren op de teller’ en ben je opgegroeid in een tijd waarin er bij kinderspelletjes geen computerschermen, consoles en mobiele telefoons aan te pas kwamen.
Verbeelding en vriendschap
In een tijd waarin gezondheid en veiligheid nog vage begrippen waren en geschaafde knieën en de occasionele oorveeg gewoon bij het opgroeien hoorden, stonden verbeelding, energie, beweging, plezier en vriendschap centraal in de spelletjes die kinderen speelden.
Het merendeel daarvan speelde zich buiten af, in de bossen, op de speelplaats of op straat, waar auto’s slechts af en toe de rust verstoorden.
Een paar kun je in je eentje spelen. Touwfiguren maken bijvoorbeeld. Maar voor de meeste spelletjes moest je met ten minste twee zijn, of liever nog met een uitgelaten bende joelende kinderen.
Van generatie op generatie
Hoewel de namen en ‘regels’ van streek tot streek en zelfs van dorp tot dorp kunnen variëren, kwamen dezelfde thema’s bij de meeste traditionele kinderspelletjes terug en was er niet meer voor nodig dan een stukje krijt, een handvol knikkers, een touw, een leeg blikje of gewoon lekker ouderwetse verbeelding. Het waren spelletjes die telkens weer aan een nieuwe generatie kinderen werden aangeleerd.
‘Cowboys en indianen’ evolueerde misschien wel naar ‘politie en dief’ toen de lokale bioscoop meer gangsterfilms dan westerns begon te draaien, maar de spelletjes bleven bestaan, sommige tot vandaag.
Hieronder volgt een greep uit de spelletjes die je je misschien wel herinnert, al ken je er waarschijnlijk nog veel meer.
Leestip: 10 x leuke spelletjes voor peuters en kleuters
Spelletjes van vroeger en nu
Kastanjes – Al generaties lang zijn spelletjes met kastanjes een herfsttopper!
Je doorboort de kastanje zorgvuldig, waarna je er een touwtje of veter doorhaalt. Vervolgens nemen twee sluwe partijen het tegen elkaar op.
De ene houdt zijn touwtje op armlengte, de andere probeert met zijn kastanje die van zijn tegenstander stuk te slaan. In sommige varianten krijg je een nieuwe kans als de eerste poging mislukt of de touwtjes in elkaar draaien.
Als de eerste kastanje standhoudt, worden de rollen omgedraaid en gaat het voormalige doelwit nu zelf in de aanval. Zo gaat het door totdat een van de kastanjes tot moes geslagen is.
Weet een kastanje tegen meerdere tegenstanders stand te houden, dan wordt hij vaak genoemd naar het aantal dat hij wist te verslaan.
Heel wat mythes doen trouwens de ronde over hoe je een onoverwinnelijke kastanje kan maken. Vooral onderdompelen in azijn en bakken in de oven komen vaak terug.
Hinkelspel – Terwijl kastanjes vooral bij jongens populair waren, was het hinkelspel eerder iets voor meisjes. Er was een tijd dat zowat elke straat in een woonwijk wel zijn eigen met krijt aangebrachte hinkelpad had.
Om de beurt gooien de spelers een voorwerp, meestal een steentje of een flessenstop, op een reeks genummerde vakken, waarna ze over het pad hinkelen en springen en op de terugweg het voorwerp meebrengen.
Dat moet netjes in het gekozen vak belanden. Spelers die een lijn raken, een vak overslaan of struikelen, moeten herkansen. De eerste speler die het pad met alle genummerde vakken mooi aflegt, is de winnaar (toen er nog een winnaar mocht zijn!).
Blindemannetje – Dit populaire victoriaanse spel bestaat nog steeds. Je speelt het binnen of buiten. Eén speler wordt geblinddoekt en om zijn as gedraaid om hem te desoriënteren. Deze blindeman wandelt vervolgens rond met zijn handen voor zich uit, tot hij op een andere speler botst. Slaagt hij erin aan de hand van het gezicht, het haar en de kleding te raden wie dat is, dan mag de blinddoek af en is iemand anders aan de beurt. Lukt dat niet, dan gaat het spel voort.
Handjeklap
Ladder of benenspel – Nog een spel dat blijft bestaan en binnen of buiten gespeeld kan worden. De spelers worden in twee teams verdeeld, die op een lange lijn op de grond tegenover elkaar zitten. Hun voetzolen raken elkaar, waardoor hun benen de treden van een ladder lijken te vormen.
Elk duo krijgt een nummer. Iemand roept willekeurig nummers. De twee spelers van wie het nummer wordt afgeroepen, springen op, haasten zich elk langs hun eigen teamgenoten naar de onderste trede van de ‘ladder’ en rennen vervolgens over de ladder met benen, zonder op een been te trappen of te struikelen.
Aan het einde draaien ze om en rennen ze achter hun teamgenoten door terug naar hun plaats. Wie het eerst weer op zijn plaats zit, is de winnaar en scoort een punt voor zijn team.
Handjeklap – In culturen overal ter wereld bestaan er talloze variaties op klapspelletjes. Meestal staan twee spelers tegenover elkaar en zeggen ze een rijmpje op terwijl ze hun handen in een bepaalde volgorde van gebaren tegen elkaar klappen. Ken je nog het versje over een koe kopen op de markt bijvoorbeeld?
De vaste sequenties zijn soms best ingewikkeld. Spelers klappen hun handen tegen de handpalmen van hun partner of tegen hun dijen, en verder zijn er ook tal van gekruiste bewegingen, hoog en laag. Geheugen, coördinatie en teamwork zijn maar drie van de vele troeven van dit spel.
Blikkietrap
Blikkie-trap – Dit is een populair buitenspelletje waarvoor je niets meer dan een leeg blikje nodig heb. Dat zet je – eventueel met een paar steentjes erin – op een open stuk grond. Er wordt een kind gekozen, bijvoorbeeld aan de hand van een traditioneel aftelversje. Terwijl het gekozen kind zijn ogen bedekt en begint te tellen, rennen de anderen weg en verstoppen ze zich.
Na het tellen wordt er meestal “Wie niet weg is, is gezien” geroepen. Het kind moet dan op zoek naar de anderen, die in een soort ‘gevangenis’ – een aangeduide zone – terechtkomen als ze gevonden en aangetikt zijn.
Intussen bestaat de kans dat een kind uit zijn verstopplaats tevoorschijn komt en erin slaagt het blikje omver te trappen voordat hij getikt wordt. Dat betekent dat een van de ‘gevangenen’ – of in andere varianten iedereen – zich opnieuw mag verstoppen. Alleen als de zoeker alle andere kinderen kan aantikken, is de ronde voorbij en kan er een nieuwe beginnen.
Dikke Bertha
Dikke Bertha – Dit draait weleens uit op een ruwer spelletje, voor sommigen ‘karakter kweken’, voor wie veiligheid belangrijk vindt een regelrechte nachtmerrie. Aan weerskanten van een speelveld wordt een ‘veiligheidszone’ aangeduid. Eén speler, dikke Bertha, staat in het midden van het veld, de anderen verzamelen in één veiligheidszone. Zodra gefloten of geroepen wordt, stormen de spelers het veld over naar de veiligheidszone aan de overkant. Dikke Bertha moet iemand proberen te pakken en op te tillen. Zijn prooi wordt dan ook een dikke Bertha (een pakker). Zo zijn er steeds meer dikke Bertha’s en steeds minder overlopers in het spel. Wie als enige overloper overblijft, is de winnaar. Overenthousiaste dikke Bertha’s maken het spel soms wat minder populair, maar als de grote mensen niet in de buurt zijn … Wel, kinderen zijn nu eenmaal kinderen!
Dank aan https://www.acorntrapliften.be/
Q: Welk oud kinderspel speelde jij?