Het raadsel van het verdwenen fruit- in de traditie van Hercules Poirot.
Mijn beide ouders zijn geboren in de Koekestad en brachten hun jeugd door in de buurt van het Rivierenhof, één van de vele parken van de provincie Antwerpen. Ook voor mij was het Rivierenhof lange tijd mijne tuin – ik ging er veel fietsen met een oma of in de speeltuin spelen. Vooral de vintage verkeers- en de rozentuin herinner ik me – en die zijn er nog altijd.
Om de hete zomers in Antwerpen te ontlopen, kochtten de oma en de opa langs moederskant in de jaren zestig een vakantiehuis in de bossen van de schone Pallieterstreek. De woning betrof een voormalige jachthuis uit begin 1900, dat ooit ergens bij een kasteel had behoord. Er zat een behoorlijke lap bosgrond rond – en daar verdwaalden we graag in als kind. Het had wel iets mystieks, er liep een stroompje door en daar had mijn grootvader een brugje over gebouwd en er waren braambesstruiken, die grote schatten en geheimen bevatten. En stekels. Dat ook.
In ieder geval kwam de familie graag bij elkaar daar, behalve mijn tante – die vond de spinnen in dat jachthuis net iets té harig. Mijn oma maakte er altijd een erezaak van om, als het goed weer was, buiten de tafel te zetten voor de hele hoop en dan boog de tafel door onder het gewicht van het eten.
De oma had me al een paar keer zien voorbij lopen, een klein Neleke met een potkapsel. In die tijd bestond het concept kind nog niet, laat staan dat kappers hippe kapsels voorzagen voor kinderen. Negen van de tien zetten ouders in die tijd er zélf de schaar in – met alle desastreuze gevolgen van dien.
Er ging toen al een grapje de ronde; zet er een pot op en knip langs de rand. Mogelijk was ook ik hier het slachtoffer van.
De kleuter met het slecht zittende kapsel deed rondjes door het huis. Je kon namelijk langs de ene deur naar binnen om dan na een hele tred het huis te verlaten door een andere deur. Ik viel niemand lastig en waggelde de hele tijd de zelfde route af. Ik zong een liedje, zo vals als een kat. Zo lang ze maar fun heeft, dacht mijn oma. In die tijd bestonden er nog geen Nintendo’s of Netflix; zingen en rondlopen was zowat het enige tijdverdrijf dat een jong kind had, denk ik.
‘Jef’ zei ze tegen mijn oom, die zijn eeuwige pijpje aan het roken was. ‘Ga de fruitmand eens halen. Die staat in de eetkamer.’ Mijn oom deed wat hem gevraagd was, want ie was altijd al een goeierd. Totaal bedremmeld kwam hij weer naar buiten. De fruitmand was bijna helemaal leeg, het fruit weg en niemand had een idee waar het heen was. Tot er een kleuter met een potkapsel voorbij kwam waggelen. Ze had een pruim vast en die bleek meteen de laatste te zijn – de rest zat in de buik en rond de mond. En op de kleren. Mijn ma kreeg die nauwelijks schoon later.
Ik had bij elk rondje van het huis mezelf getrakteerd op een stukje fruit. Inspectie leerde dat ik van de grote stukken fruit een aantal happen had genomen en welopgevoed als ik ben, terug op hun plaats had gelegd bij het volgende rondje. De kleinere stukken at ik op – en ik nam er rustig de tijd voor. Had mijn nonkel de mand niet onderschept, was ik goed onderweg om de hele inhoud er van op te eten.
Mijn oma vroeg zich nog lang erna af hoe het kwam dat ik niet ziek werd. Ons ma zal wel opgelucht geweest dat ik inderdaad geen buikloop heb gehad of zo. Nog steeds eet ik graag fruit maar liever geen hele mand meer.
En het potkapsel? Als ik zo de foto’s bekijk, heb ik daar nog lang mee moeten rondlopen. Het was dan ook in ‘de mode’ in die tijd – en zoals iedereen weet is de mode de baas.
Er zijn nog zo van die haarverhalen, maar die zijn voor een volgende keer. Stay tuned.
Eet jij fruit?
2 thoughts on “Het verhaal van het verdwenen fruit”
Haha zalig :).. Hier ook wel een fruiteter en dochterlief heeft het ook doorgekregen van mij 🙂
Ik eet al wel eens fruit. Mijn favorieten zijn: aardbeien, blauwe druiven, ananas, mango en kiwi.